Kokospalm
Synoniemen: Klapperboom
Wetenschappelijke naam: Cocos nucifera L.
Familie: Arecaceae of palmae (palmenfamilie)
Land van herkomst
Zuidoost Azië, vermoedelijk Maleisië.
Bestanddelen
Kokosvlees: 35% vet, sporenelementen zoals kalium, fosfor, koper, ijzer, zink en seleen. Kokosolie: hoofdzakelijk verzadigde vetzuren, waarvan ca. 50% laurinezuur.
Omschrijving
De tot wel 30 meter hoge kokospalmen zijn niet meer weg te denken aan de kust van tropische stranden. In de kroon groeien 30 tot 40 kogelvormige in trossen gerangschikte indrukwekkende palmbladen, die tot wel vijf meter lang kunnen worden en tussen 10 en 15 kilo kunnen wegen. Het smalle gedeelte van een palmblad is beweeglijk en met de basis van debladvoet verbonden. De dorstige kokospalm kan de segmenten hierdoor over elkaar leggen. Op deze manier beschermt hij zich tegen een te hoge verdamping via de bladeren. Het palmblad groeit spiraalvormig en meestal met de klok mee vanuit de kroon van de stam. Tijdens het eerste jaar staan ze rechtop, in het tweede jaar horizontaal en in het derde jaar hangen ze naar beneden om vervolgens af te vallen. De bladvoeten blijven achter op de stam.
De beweeglijkheid in het palmblad zelf biedt tal van voordelen bij de krachtige tropische winden. Ook de stam heeft een beweeglijke constructie. De dikkere basis en het buitenste gedeelte zijn duidelijk stabieler dan de kroon en het binnenste van de stam. De kokospalm is goed verankerd met zijdelings tot in het grondwater groeiende wortels. De stam kan zelfs met souplesse een tsunami weerstaan.
Vanaf het vijfde tot zevende levensjaar begint de kokospalm te bloeien. Gedurende het gehele jaar groeien er uit de bladoksel bloemstanden, gele takken met tot wel 40 vrouwelijke bloemen aan de basis en tot wel 10.000 mannelijke naar de kroon toe.
De mannelijke bloemen openen ongeveer twee weken voor de vrouwelijke bloemen om een zelfbevruchting te voorkomen. De pollen worden door de wind en diverse insecten verspreid. Uit de vrouwelijke bloemen ontstaat na de bestuiving de kokosnoot. De verschillende ontwikkelingsstadia van de kokosnoot lopen synchroon met de bloei van de bloemen. Dat is een typisch kenmerk van tropische gebieden: Men zoekt vaak tevergeefs naar specifieke bloei- en rijpingstijden bij tropische bomen, maar het lijkt alsof alles tegelijkertijd plaatsvindt.
De kokosnoot is botanisch gezien trouwens helemaal geen noot maar een steenvrucht, waartoe bijvoorbeeld ook de amandel behoort. De zaden, samen met het kiemwit – het eetbare witte vruchtvlees van de kokos met bruine huid – is omhuld door een houtachtige exocarp, de bruine kokosschaal, die men graag tot diverse voorwerpen verwerkt. Deze kern, waarvan men reeds het vezelachtige, niet eetbare vruchtvlees en de harde schaal heeft verwijderd, wordt verkocht in de winkels. Het duurt ongeveer een jaar totdat een kokosnoot helemaal rijp is. Gedurende deze periode vindt er een verbluffende verandering plaats in de vrucht. Het in eerste instantie ruimschoots aanwezige kokoswater lijkt nu te verdwijnen. In plaats daarvan ontwikkelt zich uit een geleiachtig zachte, dunne laag; het stevige, dikke kokosvlees.
Terwijl de kokosnoot aardig wat weegt, blijft hij drijven en kan hij zich op deze manier verspreiden. Het vezelachtige, luchtdichte vruchtvlees en de waterdichte gesloten holle ruimte in het zaad zorgt voor drijfvermogen. Als ze in zee zijn gevallen komen de vruchten aan nieuwe oevers terecht waar ze, zodra ze stranden, ontkiemen. De kiem groeit hierbij uit één van de drie kiemopeningen die zich in het zaad bevinden. Wie bij het kokoswater wil komen, boort een gaatje precies in de kern van deze actieve kiemopening.
Wetenswaardigheden
De wetenschappelijke naam cocos wordt afgeleid van het Spaanse woord coco = schedel, en beschrijft op een doeltreffende manier de kokosnoot. Nucifera is een samenstelling van het Latijnse nux = noot en ferre = dragen, wat zoveel betekent als nootdragend.
Kokosolie mag men niet verwisselen met palmolie. Deze wordt gewonnen uit de oliepalm (elaeis guineensis), waarvoor wereldwijd op grote schaal grote oppervlakken tropisch regenwoud worden ontgonnen. De teelt van kokospalmen vindt daarentegen meestal op kleine schaal plaats en biedt de teler vanwege de veelzijdige gebruiksmogelijkheden van de plant een goed levensfundament. Afgevallen bladeren en het afval van de schalen van 35 palmen zijn bijvoorbeeld voldoende om een vijf personen tellende familie in India gedurende een jaar van brandbaar materiaal te voorzien. Bij mengteelt bieden de grote bomen de andere planten schaduw.
De rijpe kokosnoten vallen niet altijd gelijk op de grond. Daarom klimmen plukkers op de plantages in de palmbomen. In Thailand en Maleisië heeft men makaken gedresseerd om de rijpe vruchten uit de bomen te halen.
Dr. Heinrich Schlinck (1840–1909), de eigenaar van een raffinaderij voor technische plantenoliën, ontwikkelde aan het einde van de 19de eeuw het proces voor het winnen van kokosvet en bracht het product in 1887 onder de naam Mannheimer Cocosnussbutter op de markt. De Bund der Landwirte (Duitse Bond voor Landbouwers) zag het kokosvet als een serieus te nemen concurrentie voor hun boter. In ieder geval protesteerden zij tegen deze naam, zodat Schlinck zijn product vanaf 1892 onder de beschermde, van palm afgeleide merknaam Palmin verder verkocht. Het nieuwe product vond gretig aftrek. Aan het einde van de 19de eeuw waren er nagenoeg alleen dierlijke vetten verkrijgbaar, die vanwege de snelle bevolkingsgroei steeds schaarser en duurder werden. Het goedkope Palmin vulde dit gat. Het kokosvet heeft daadwerkelijk voordelen ten opzichte van boter. Het baseert weliswaar op verzadigde vetzuren, maar hoofdzakelijk op middellange ketens zoals laurinezuur, dat uitstekend kan worden verwerkt door ons spijsverteringssysteem. Laurinezuur behoort tot de bestanddelen van de moedermelk.
Op de Filipijnen bestaan er meerdere legendes rondom de kokospalm, bijvoorbeeld de volgende scheppingsmythe: Tijdens de oertijd, toen de aarde nog wild en leeg was, heersten drie goden over het universum. Zij wisten niet dat de anderen bestonden. God Bathala leefde op de aarde en de slangengod Ulilang in de wolken. De gevleugelde god Galang daarentegen reisde overal naartoe. Toen Bathala en Ulilang zich voor het eerst ontmoetten, was er na drie dagen sprake van een grote machtsstrijd tussen beiden. Zij waren van mening dat deze alleen nog maar kon worden opgelost met een duel. Bathala doodde daarbij de slangengod, verbrandde hem en begroef zijn as. Bathala werd echter dikke vrienden met de reizende god Galang. Zo goed dat zij jaren samen leefden. Galang werd op een gegeven moment ernstig ziek en wist dat hij zou sterven. Hij vroeg zijn vriend zijn lichaam daar te begraven, waar hij de as van de slangengod had begraven. Bathala was verrast toen uit dit dubbel graf een gigantische boom met lange bladeren en ronde vruchten groeide: een kokospalm. Hij zag hierin de vereniging van beide goden: De stam had de vorm van de slangengod Ulilang, de veerachtige palmbladen herinnerden hem aan de vleugels van zijn vriend Galang, en in de kokosnoten dacht hij het gezicht van Galang te kunnen herkennen. Bathala zag dit als teken en begon eindelijk met de schepping op aarde. Hij schiep planten en dieren en ten slotte de mensen, die de kokospalm, de boom van de hemel, rondom kon verzorgen. Uit de stam en de palmbladen bouwde Bathala het eerste huis, terwijl de kokosnoten als voedsel dienden voor de mensen.
Een ander Filipijns verhaal gaat als volgt: De dochter van de sultan, Putri, was zo mooi, dat ze oneindig veel vereerders had. Haar vader wilde dat ze trouwde. Maar zoals het meestal in sprookjes gaat, werd Putri verliefd op Wata-Mama, de tuinier van het paleis, toen hij haar vertelde dat hij van haar hield. Hij ontpopte zich als koningszoon, diens ouders waren vermoord. Het geluk van dit jonge liefdespaar leek zo dichtbij, totdat een jaloerse rivaal de jonge koningszoon doodsloeg en onthoofde. Op de plek waar hij Wata-Mama's hoofd begroef groeide een kokospalm die tot aan het raam van de treurige Putri kwam en met de kokosnoten door haar raam keek.
Het is trouwens best een beetje gevaarlijk onder kokospalmen te lopen. Jaarlijks worden wereldwijd 150 mensen doodgeslagen door kokosnoten. Een van de oorzaken van de vallende vruchten is de klapperdief (birgus latro). Deze ook wel kokoskrab genoemde heremietkreeft klimt op zoek naar voedsel in de kokospalmen en maakt met zijn krachtige scharen de schalen open om zo bij het kokosvlees te komen. Daarbij vallen ook wel eens hele vruchten naar beneden.
De planten in onze producten
Voor Dr. Hauschka Cosmetica verwerken wij natuurlijke biologische kokosolie uit een teeltproject in Sri Lanka, dat zowel Naturland- als fair-for-life-gecertificeerd is. De olie wordt uit volledig rijpe vruchten geperst en is niet geraffineerd, gebleekt of ontgeurd. Daardoor behoudt hij zijn aangename geur en smaak. Natuurlijke, secundaire plantaardige materialen, vitamines en mineralen blijven behouden in de natuurlijke kokosolie omdat het witte kokosvlees samen met zijn bruine huid wordt geperst. Maar wij hechten niet alleen waarde aan biologische kwaliteit en ecologisch duurzaam beheerde kokosplantages met mengteelt. Centraal in dit teeltproject van kleine boeren staat het sociale en economische welzijn van de mensen. Dit wordt bevestigd door de fair-for-life-certificering, die door het gerenommeerde Institut für Marktökologie (IMO, Duits Instituut voor Marktecologie) in het leven werd geroepen. Naast eerlijke en veilige werkomstandigheden letten de projectleiders ook op de gezondheid van de telers en hun medewerkers in de oliemolen. Kinderarbeid is verboden, een faire betaling en recht van inspraak van de medewerkers en boeren is natuurlijk vanzelfsprekend.
Kokosolie vormt een aanvulling op de voedende basis van:
Gefermenteerd extract van kokosnoot zit in: